Auto Theorie – Weer

Algemene tips

  • Snelheid: Pas je snelheid aan de weersomstandigheden aan.
  • Afstand: Houd meer afstand tot je voorganger. Een vuistregel bij gladheid is om je snelheid te halveren en de afstand te verdubbelen.
  • Licht: Schakel je dimlichten in bij slecht weer, zoals regen.
  • Condens: Voorkom condens in de auto door de airconditioning of verwarming te gebruiken en de blazers op de ramen te richten.

Specifieke weersomstandigheden

  • Regen Wees extra voorzichtig, want regen maakt de weg glad, vooral in combinatie met olieresten.
  • Aquaplaning: Als je de grip verliest, laat dan direct het gaspedaal los en trap de koppeling in (bij een handgeschakelde auto). Rem nooit.
  • Gladheid (sneeuw en ijs):
    • Rij langzamer dan normaal en rem geleidelijk om slippen te voorkomen.
    • Blijf zoveel mogelijk op grotere wegen waar gestrooid is.
    • Bij zeer slechte omstandigheden kan het beter zijn om helemaal niet te rijden.

Storm en wind:

  • Houd beide handen aan het stuur.
  • Houd rekening met andere weggebruikers die door de wind uit hun baan kunnen raken.
  • Pas op bij open vlaktes, dijken en bruggen.
  • Vermijd rijden met een lege vrachtwagen, aanhanger of caravan, omdat deze veel wind vangen en makkelijk uit balans raken.

Banden

Goede banden zijn essentieel voor je veiligheid. Controleer regelmatig de bandenspanning — te lage spanning vergroot de kans op slippen en verhoogt het brandstofverbruik.

Het profiel van de banden moet minimaal 1,6 mm diep zijn, maar bij voorkeur meer voor goede grip.

Gebruik winterbanden bij temperaturen onder de 7°C — ze zorgen voor kortere remwegen en betere controle op sneeuw of ijs.

Let ook op onregelmatige slijtage, die kan wijzen op verkeerde uitlijning of veringproblemen.