Rotonde

Een rotonde wordt aangegeven met bord J9. Bord D1 geeft de rijrichting binnen de rotonde aan (deze rijrichting is altijd hetzelfde).
D1 - rotonde
J9 - let op rotonde

Een rotonde wordt aangegeven met bord J9. Bord D1 geeft de rijrichting binnen de rotonde aan (deze rijrichting is altijd hetzelfde).
D1 - rotonde
J9 - let op rotonde
Wanneer er meerdere rijstroken zijn, kies je vooraf de juiste rijstrook. Gebruik de rechterrijstrook als je rechtsaf wilt gaan, de middelste rijstrook om rechtdoor te rijden en de linker rijstrook om linksaf te gaan, tenzij verkeersborden of markeringen iets anders aangeven.
Je geeft op de volgende manier richting aan bij het naderen van de rotonde:
Zet de richtingaanwijzer weer uit zodra je de rotonde bent opgereden.
Wanneer je de rotonde wilt verlaten, geef je tijdig richting naar rechts aan om duidelijk te maken dat je van plan bent de rotonde te verlaten.
Bij het naderen en op de rotonde is het toegestaan dat bestuurders elkaar zowel links als rechts inhalen.
Een kleine rotonde heeft slechts één rijstrook en bevindt zich vaak binnen de bebouwde kom.
Een grote rotonde beschikt over meerdere rijstroken. Bij het naderen wordt meestal met pijlen aangegeven op welke rijstrook je moet voorsorteren. Soms zijn de rijstroken op de rotonde door een verhoging van elkaar gescheiden om het aantal snij- en weefconflicten te beperken.
Een turborotonde heeft meerdere rijstroken. Deze rotonde biedt meer veiligheid en doorstroming dan een gewone rotonde. Bij het naderen van een turborotonde wordt met pijlen aangegeven op welke rijstrook je moet voorsorteren. De rijstroken zijn daar van elkaar gescheiden door een verhoging om het aantal snij- en weefconflicten te beperken. Op een turborotonde is het niet toegestaan om nog van rijstrook te veranderen.

Op een erftoegangsweg moeten alle soorten verkeer veilig gebruik kunnen maken van dezelfde rijbaan. De snelheid ligt hier relatief laag. Dit type weg is vooral bedoeld voor plaatselijk verkeer. Doorgaand verkeer wordt zoveel mogelijk van deze wegen geweerd.
Binnen bebouwde kom

Buiten bebouwde kom
Op deze wegen kun je allerlei soorten verkeer tegenkomen.
Gebiedsontsluitingswegen zijn wegen die een verbinding vormen tussen erftoegangswegen en stroomwegen. Langzaam en kwetsbaar verkeer wordt hier zoveel mogelijk gescheiden van zwaar en snel verkeer.
Kenmerken van een gebiedsontsluitingsweg:

Soorten verkeer:
Autowegen en snelwegen worden stroomwegen genoemd. Je komt deze voornamelijk tegen buiten de bebouwde kom.
Eigenschappen van een autosnelweg:
Eigenschappen van een autoweg:

Soorten verkeer:
Wanneer de temperatuur laag is, worden bruggen en viaducten sneller glad. Dit komt doordat bruggen en viaducten niet in verbinding staan met de relatief warme ondergrond, maar juist alleen met de relatief koude lucht. Daarnaast moet je op bruggen en viaducten extra letten op krachtige zijwind.
Beweegbare brug (J15)
Voordat je een tunnel binnenrijdt, moet je je dimlichten inschakelen. Zet je de lichten pas aan in de tunnel, dan kunnen andere weggebruikers denken dat je plotseling remt.
Wanneer je pech krijgt in een tunnel, moet je – indien mogelijk – de tunnel uitrijden. Lukt dat niet, ga dan zo ver mogelijk rechts staan, zet de motor af en doe de alarmlichten aan.
Verkeerstunnel
Een dijkweg heeft vaak de volgende kenmerken:
Deze eigenschappen zorgen ervoor dat je andere weggebruikers laat ziet aankomen, elkaar lastig kunt passeren en dat er weinig uitwijkmogelijkheden zijn.
C2 - Eenrichtingsweg (richting gesloten)
C3 - Eenrichtingsweg
Omdat je uit een bocht kunt schieten, kunnen bochten risicovol zijn. Om dit gevaar te verkleinen, wordt het wegdek aan de buitenkant van de bocht soms hoger aangelegd dan aan de binnenkant. Dit noemt men (positieve) wegverkanting. We spreken van negatieve wegverkanting wanneer de buitenkant van de bocht juist lager ligt dan de binnenkant. Een bocht met negatieve wegverkanting is daardoor extra gevaarlijk.
Een bocht met positieve wegverkanting
Gevaarlijke bochten worden vaak aangeduid met bord J2 en J3. Wanneer er meerdere bochten achter elkaar liggen, wordt dit aangegeven met bord J4 en J5.
J2 - Scherpe bocht naar rechts
J4 - S bocht naar rechts
De snelheid waarmee je rijdt en de scherpte van de bocht beïnvloeden de centrifugale kracht. Wanneer je door een bocht gaat, word je naar de zijkant gedrukt; dat is de centrifugale kracht. De snelheid heeft een veel grotere invloed op de centrifugale kracht dan de kromming van de bocht. Centrifugale kracht wordt ook wel middelpuntvliedende kracht genoemd.
Wanneer je op een smalle weg een tegenligger ontmoet, moeten zowel jij als de tegenpartij uitwijken. Op de berm rijd je stapvoets. Soms is het praktischer als één van de voertuigen even in de berm wacht totdat het andere voertuig is gepasseerd.
Binnen een 30 km gebied mag je hoogstens 30 km per uur rijden. 30 km zones worden dikwijls aangelegd in de omgeving van scholen. In een 30 km zone krijg je relatief vaak te maken met:

Een fietsstraat is een weg die speciaal is aangelegd voor fietsers. Andere weggebruikers mogen ook van een fietsstraat gebruikmaken, maar hun positie is ondergeschikt aan die van de fietsers. Een fietsstraat heeft geen officiële juridische status.